Beweeg binnen

 

Enkele beweegactiviteiten binnen.

Hoofd, schouders, knie en teen, knie en teen.

Ga tegenover het kind staan. Raak de lichaamsdelen aan die je zingt. Wanneer je zingt 'puntje van je neus', draai je tegelijkertijd een rondje.

Variatie: Als je het liedje één keer hebt gezongen, zing je het eerste woordje (hoofd) niet meer maar neurie je dat en raak je je hoofd aan. Elke keer als je het liedje opnieuw zingt, laat je weer een volgend lichaamsdeel weg.

 

Hoofd, schouders, knie en teen, knie en teen,

Hoofd, schouders, knie en teen, knie en teen,

Oren, ogen, puntje van je neus,

Hoofd, schouders, knie en teen, knie en teen.

 

Twee handjes op de tafel.

Een leuk spelletje om aan tafel te spelen. De bewegingen bij het versje spreken voor zich.

 

Twee handjes op de tafel,

Twee handjes in de zij,

Twee handjes op de schoudertjes,

Op het hoofdje allebei,

Nu maken we twee vuistjes,

Zo stevig als het maar kan,

Daar gaan we nu mee trommelen,

Van je rommeldebommeldebom,

De duimpjes zijn de dikste,

De pinkjes zijn maar klein,

Nu moeten alle handjes

Weer vlug op je ruggetje zijn.

 

Jan huigen in de ton.

Houd de handen van het kind vast. Je zingt het liedje en draait een rondje. Op ‘en de ton die viel in duigen’ val je allebei op de grond.

 

Jan huigen in de ton,

Met een hoepeltje erom,

Jan huigen, jan huigen,

En de ton die viel in duigen.

 

Heb je wel gehoord van de zeven.

Houd de handen van het kind vast. Je zingt het liedje en draait een rondje terwijl je zingt. Op  ‘en dat is 1’, doe je 1 stap naar voren met een been. Hierna begin je het liedje opnieuw te zingen terwijl je een rondje draait. Er komt dan telkens een nummertje bij. Elk nummer heeft zijn eigen beweging.

1 - Been naar voren;

2 - Andere been naar voren;

3 - Op één knie gaan zitten;

4 - Andere knie erbij;

5 - Op één elleboog leunen;

6 - Op je andere elleboog leunen;

7 - Helemaal in elkaar gedoken op de grond met je hoofd tussen je armen.

 

Heb je wel gehoord van de zeven, de zeven,

Heb je wel gehoord van de zevensprong,

Hij zegt dat ik niet dansen kan,

Maar ik kan dansen als een edelman,

En dat is 1,

Heb je wel gehoord van de zeven, de zeven,

Heb je wel gehoord van de zevensprong,

Hij zegt dat ik niet dansen kan,

Maar ik kan dansen als een edelman,

En dat is 1, en dat is 2,

Heb je wel gehoord van de zeven, de zeven,

Heb je wel gehoord van de zevensprong,

Hij zegt dat ik niet dansen kan,

Maar ik kan dansen als een edelman,

En dat is 1, en dat is 2, en dat is 3,

Enzovoort...
Enzovoort...
Enzovoort...
En dat is 1, en dat is 2, en dat is 3, en dat is 4, en dat is 5, en dat is 6, en dat is zeven.

 

Over een draadje lopen.

Neem een bolletje wol. Leg dit uitgerold door de kamer. Laat het kind aan het begin gaan staan. Het kind moet nu het weggetje volgen zonder er van af te vallen.

Variatie:

- Laat het kind niet kijken waar jij de draad neerlegt. Leg aan het eind een verrassing neer.

- Laat het kind een weggetje maken dat jij moet volgen.

 

Draad volgen.

Neem een bolletje wol. Het kind zit met zijn ogen dicht. Span de draad overal onder-, over- en achterlangs. Laat het kind bij het begin van de draad beginnen en laat hem zo de weg zoeken naar het einde van de draad. Hij mag de draad niet loslaten.

 

Er zat een klein zigeunermeisje.

Het kind zit op de grond. Jij zingt het liedje en loopt om je peuter heen. Bij ‘sta op’staat het kind op en droogt zijn traantjes af. Hij kiest jou uit en samen dans je het liedje uit.

Variatie:
Speel zelf ook eens het zigeunermeisje.

Er zat een klein zigeunermeisje,

Huilend op een steentje,

Huilend, huilend, helemaal alleen,

Sta op, meisje lief en droog je traantjes af,

En kies een kindje uit de kring,

Die met jou dansen mag,

La la la la la la la la la la la la...

 

In de maneschijn.

Ga tegenover het kind staan. Samen zing je het liedje en beeld je de bewegingen uit.

In de maneschijn = maak een grote ronde beweging met je handen.

Klom ik … = met je vingers klim je een trapje op.

En je raadt het niet = met je wijsvinger zwaai je heen en weer.

Zo doet een vogel = met beide armen vliegen.

En zo doet een vis = met beide handen op elkaar maak je een visbeweging.

Zo doet een duizendpoot… = met je ene hand de andere hand boenen.

En dat is 1 = 1 vinger opsteken.

En dat is 2 = 2 vingers opsteken.

En dat is dikke…. = dikke buik nadoen.

En dat is recht = armen recht naar voren.

En dat is krom = armen buigen.

En dan draaien we…. = met de armen om elkaar heen draaien.

 

In de maneschijn,

In de maneschijn,

Klom ik op een trapje naar het raamkozijn,

En je raadt het niet,

En je raadt het niet,

Zo doet een vogel,

En zo doet een vis,

Zo doet een duizendpoot die schoenenpoetser is,

En dat is 1,

En dat is 2,

En dat is dikke dikke dikke tante Kee,

En dat is recht,

En dat is krom,

En dan draaien we het wieltje nog eens om, rom bom.

 

Over water lopen.

Neem een aantal kranten. Maak door de kamer een weg van ijsschotsen of eilandjes. Het kind moet proberen de weg te volgen zonder 'in het water te vallen'.

Variatie:- Laat het kind niet kijken waar jij de ijsschotsen neerlegt. Leg aan het eind een verrassing neer.

- Neem twee kranten. Het kind moet van de ene kant van de kamer naar de andere kant proberen te komen door steeds op een krant te staan en de volgende achter zich op te pakken en voor zich neer te leggen. Hij stapt dan op de eerste.. en zo verder. Haalt hij de overkant zonder in het water te komen? Doe dit eerst even voor.

            - Laat het kind een weg maken die jij moet volgen.
 

Loop naar…

Neem een voorwerp-/plaats in je gedachten. Geef het kind de opdracht loop zo snel mogelijk naar de bank, tafel, keukenkast. Lukt het het kind er eerder te zijn dan jij?

Variatie:

Neem nu een kleur. Bijvoorbeeld: zoek zo snel mogelijk iets roods.

Dit zijn enkele activiteiten die je zou kunnen uitvoeren met uw kind. Zo blijven u- en uw kind allebei in beweging!

Al deze activiteiten zijn uit te voeren met jonge kinderen vanaf de peuterleeftijd.